Amsterdam in de Gouden Eeuw
In de Gouden Eeuw ontpopt het tolerante Amsterdam zich tot ‘s werelds belangrijkste handelsmetropool en een bruisend centrum van kunst en wetenschappen.
Welgestelde immigranten naar Amsterdam
Dankzij de Spaanse koning Filip, met wie de Republiek in oorlog was, beleeft Amsterdam in korte tijd een toestroom van twee voorname groepen inwijkelingen. Na de Val van Lissabon in 1580 vluchten vele kapitaalkrachtige Sefardische joden naar het vrije Amsterdam. De Portugezen zijn zeer bedreven in de overzeese handel met Zuid-Amerika en Azië, waardoor Amsterdam volop kan profiteren van hun kennis en handelscontacten. Als in 1585 ook Antwerpen, de belangrijkste havenstad van Europa, in handen van de Spaanse koning valt, trekken de rijke Zuid-Nederlandse kooplieden massaal naar het noorden. In hun kielzog volgen de Vlaamse geschoolde ambachtslieden en intellectuelen. Amsterdam wordt een smeltkroes van culturen: in 1600 is een op de drie Amsterdammers immigrant.
De Portugees-Israëlitische Synagoge (1639), bij het huidige Waterlooplein
Bron: Bureau Monumenten en Archeologie van de Gemeente Amsterdam
Stadsuitbreiding van Amsterdam
Tussen 1570 en 1600 verdubbelt de Amsterdamse bevolking tot 60.000. De stad wordt echter nog altijd begrensd door de Singelgracht. Daarbuiten is al enige bewoning en bedrijvigheid – rond het huidige Rembrandtplein bijvoorbeeld - maar de drassige veengrond noopt tot een goed doordacht plan. Dit krijgt gestalte in de vorm van de wereldberoemde grachtengordel. In de eerste helft van de 17e eeuw worden de westelijke Herengracht, Keizersgracht, en Prinsengracht aangelegd, met daaromheen een nieuwe singelgracht. De grachtengordel loopt aanvankelijk tot de huidige Leidsegracht; deze doet tot de tweede helft van de 17e eeuw dienst als onderdeel van de singelgracht, totdat de grachten verder naar het oosten - tot over de Amstel - worden doorgetrokken. Het Waterlooplein valt inmiddels ook binnen de stadswallen en in het IJ worden er diverse eilanden geplempt voor opslagplaaten en een nieuwe scheepswerf.
Na de eerste 17e-eeuwse stadsuitbreiding strijken de ambachtslieden in de Jordaan neer: een buurt met kleine huisjes en werkplaatsen, smalle steegjes en grachten die de bestaande sloten volgen. Tegenwoordig komen we er hippe boetiekjes, sfeervolle boekwinkeltjes en stijlvolle kunstgalerieën tegen, maar de Jordaan is eeuwenlang een arme arbeiderswijk geweest.
Plattegrond van Amsterdam uit 1623: de westelijke grachtengordel en de Jordaan zijn al aangelegd. D.C. Swart
Economisch hoogtij van Amsterdam
Door de Antwerpse haven van de Schelde af te sluiten, neemt Amsterdam spoedig de rol van ’s werelds belangrijkste haven over. Het duurt niet lang of de Hollandse compagnieën halen kruiden en specerijen uit Indië en Ceylon en vestigen koloniën aan de westkust van Afrika, Brazilië en Noord-Amerika (Nieuw Amsterdam). In 1602 wordt de Vereenigde Oostindische Compagnie opgericht, ‘s werelds eerste multinational. Het VOC-bestuur zetelt in het Oost-Indisch Huis, tegenwoordig eigendom van de UvA (en toegankelijk voor publiek). Hoewel lang niet zo succesvol als de VOC, brengt ook de Westindische Compagnie geld in het laatje. De WIC zal zich behalve aan suiker, tabak en goud ook verrijken aan de slavenhandel.
Het Oost-Indisch Huis van het VOC-bestuur in de Oude Hoogstraat 24
Bron: Bureau Monumenten en Archeologie van de Gemeente Amsterdam
Het succes van de Amsterdamse scheepvaart is goed gedocumenteerd in Scheepvaartmuseum, dat gevestigd is in het imposante zeemagazijn van de Admiraliteit op het IJ-eiland Kattenburg.
In 1609 wordt op de Dam de Beurs van Amsterdam geopend, de oudste effectenbeurs ter wereld. Handelaren van heinde en verre speculeren er lustig op los. Met de Tulpenmanie van 1637, waarbij de prijs voor een tulpenbol astronomische hoogten bereikt – en vervolgens genadeloos keldert - heeft de stad ook patent op de eerste ‘speculatieve bubbel’. De Amsterdamsche Wisselbank, een girobank met tegoeden waarvoor het stadsbestuur zelf instaat, wordt een wereldwijd succes. Deze twee instellingen leggen de basis voor de Amsterdamse rol als financieel centrum van de wereld.
Intussen staat ook de nijverheid niet stil: naast de grote scheepswerven op en rond de Lastage, is de stad in 1650 maar liefst 60 suikerbakkerijen en raffinaderijen rijk – vooral in de Jordaan, waar zich ook touwslagerijen (Lijnbaansgracht), steenbakkers (Tichelstraat), bierbrouwers (Brouwersgracht), leerlooiers (Looiersgracht) en andere textielwerkplaatsen hebben gevestigd.
De minder bedeelden burgers
Niet iedereen deelt mee in de welvaart. Met het wegvallen van de katholieke instellingen na de Alteratie van 1578, heeft de stad de zorg voor de minderbedeelde Amsterdammers overgenomen. Hiervan vinden we thans nog verscheidene sporen, zoals de Oudemanshuispoort (1601), waar je nu boekenkraampjes aantreft in de nissen van de corridor, de Stadsbank van Lening in de Enge Lombartsteeg (1614), waar Joost van den Vondel zijn laatste jaren sleet als boekhouder, en het Binnengasthuis (1582), thans eigendom van de UvA. Het Burgerweeshuis (1578) huisvest tegenwoordig het Amsterdams Historisch Museum.
Bloei van de kunst en de wetenschappen in Amsterdam
Dankzij het kapitaal van de gegoede burgerij, is er volop werk voor kunstenaars, vooral voor bouwmeesters en schilders. De bemiddelde Amsterdammer laat zich graag portretteren; zie bijvoorbeeld de Nachtwacht van Rembrandt, die hij in opdracht van de schutterscompagnie van Frans Banning Cocq schildert. Ook huren de rijke kooplieden bouwmeesters en beeldhouwers in voor hun chique grachtenhuizen; zo bouwt Hendrick de Keyser onder meer het Huis met de Hoofden (Keizersgracht 123) en Huis Bartolotti (Herengracht 170-172), luistert Philip Vingboons - de bedenker van de halsgevel – talloze gebouwen op met gevels en frontons en ontwerpt zijn broer Justus het statige Trippenhuis op de Klovenierburgwal 29. In opdracht van het stadsbestuur realiseert Jacob van Campen het grootste stadhuis ter wereld - het huidige Koninklijk Paleis op de Dam. Naast woonhuizen bouwt Hendrick de Keyser ook een aantal belangrijke kerken: de Zuiderkerk, de Westerkerk – die Anne Frank vanuit het Achterhuis kon zien - en de Noorderkerk.
Het stadhuis van Jacob van Campen met earvoor de oude Waag, gezien vanaf het deel van het Damrak waar nu het Nationaal Monument staat.
Bron: Bureau Monumenten en Archeologie van de Gemeente Amsterdam
Door haar intellectuele vrijheid geeft de stad een geweldige stimulans aan schrijvers, dichters, musici en wetenschappers. Onder hen bevinden zich klinkende namen als Barlaeus, Van den Vondel, Sweelinck, Hooft, Vossius, Bredero, Plancius, Spinoza en Descartes.
Einde van de Gouden Eeuw van Amsterdam
Voor de Republiek eindigt de Gouden Eeuw in het rampjaar 1672, maar Amsterdam blijft nog tot in de volgende eeuw de rijkste stad ter wereld.